Formule 1

Formule 1 historie: Luigi Musso en de maitresse van Maranello - DEEL 1

Uitgegeven door Jeroen Scholte • 11 maart 2015 10:09

Luigi Musso was altijd al een zondagskind geweest. Wist hij zelf ook wel. Zijn vader was een welgestelde diplomaat en zijn twee oudere broers en hijzelf hadden zich tijdens hun jongere jaren in Rome altijd onbezorgd kunnen bezighouden met paardrijden, schermen, schieten, en, vooral, veel racen. Heel veel racen. Begon al vroeg. Als iets wielen had, raceten de broers ermee door de smalle straten van de oude stad. Liefst van een heuvel af, dan ging het razendsnel.


Luigi was kleiner dan zijn broers, lichter ook, behendiger, was vaak de snelste, tot frustratie van zijn grote broers. Dan fantaseerde hij dat hij Tazio Nuvolari was en balde hij na iedere zege zijn vuisten en sloeg ermee in de lucht. Soms ging het mis. Dan knalde hij ergens tegen aan. Tegen één van zijn broers of tegen een aarden wal. Dan liep hij flinke schaafwonden op en lag zijn broek aan flarden. Kreeg hij een fikse uitbrander van zijn moeder als beloning. Moest ie binnen blijven. Straf. Maar de volgende dag klom hij uit het raam, sprong hij de bosjes in en zocht hij zijn broers weer op.

Toen ze ouder werden lieten ze de Romeinse straten achter zich en stapten ze één voor één over op sportscars. Luigi ook, als laatste. Hij kocht een oude Giannnini en schreef zich overal voor in. Voor allerlei races. Tour of Italy, Targa Florio, Mille Miglia. Aanvankelijk was hij te wild om serieus genomen te worden, maar na een aantal crashes en schuivers, werd hij rustiger. Ging hij presteren met fraaie podiumfinishes en een zege in de Giro dell’Umbria. Musso liet zien dat hij wel degelijk kon racen. Net als zoveel andere Italianen voor hem. Nuvolari natuurlijk. Maar ook Achille Varzi. Giuseppe Farina. Alberto Ascari. Hij wilde daar ook bij horen. Bij dat rijtje grootheden.

Maserati benaderde hem. Het grote Maserati. Of hij niet eens voor hen wilde racen. Dat wilde hij best. Het waren Luigi’s mooiste jaren. Met zijn donkere, knappe verschijning en zijn goede komaf, was hij razend populair geworden. Onder racefans, maar ook bij de vrouwen. Ze aanbeden hem. Overal waar hij kwam spraken ze hem aan, lieten ze blijken hem te bewonderen, te aanbidden. Hij scharrelde wat met racecoureur Maria-Teresa de Filippis, maar koos een ander om mee te trouwen, om zijn twee kinderen te baren. Maria-Teresa bleef hij in het geniep zien. En zij was niet de enige, er was ook nog die jonge, Italiaanse actrice Fiamma Breschi uit Florence, zijn maîtresse, blond, wulps, ontwapenend, en eigenlijk veel leuker dan zijn vrouw. Hij ging scheiden. Weg van zijn vrouw. Weg van zijn kinderen. Hij wilde bij Fiamma zijn, en zij bij hem.

Maserati vroeg of hij niet eens Grands Prix wilde racen, net als Ascari, Farina en al die andere sterren. En of hij dat wilde! In Spanje ’54, pas zijn derde wereldkampioenschapsrace, maakte hij indruk met een mooie tweede plek achter Ferrari-coureur Mike Hawthorn. Hij genoot, Fiamma genoot, heel Italië genoot. Weer een nieuwe held. Een opvolger van hun grote kampioen Ascari, die toch alweer 37 was. Die konden ze wel gebruiken, een opvolger. Nuvolari was een jaar eerder overleden. Varzi al wat langer geleden. Farina was inmiddels ver over de 40 en leek zijn beste tijd te hebben gehad. Maar nu, met Ascari, Musso en het andere jonge talent Eugenio Castellotti, kon het land weer jaren vooruit. Een nieuwe generatie racers zou laten zien dat Italië nog steeds het grootste raceland was.


Maar het bleek te mooi om waar te zijn. Het waren immers de donkere jaren van het autoracen. Jaarlijks stierven er drie of vier coureurs, bijna routinematig. Musso zelf had een zwaar ongeval in een sportscar, op de beruchte Nurburgring, maar veel erger was de dood van Ascari, enkele dagen na de GP van Monaco in ’55. Op Monza keek de grote kampioen toe hoe zijn vriend Castellotti wat testruns deed in zijn Ferrari, en besloot zelf aan het einde van de dag ook even een paar rondjes te doen. Hij verloor de controle, de wagen sloeg over de kop, Ascari werd op de grond gesmakt en stierf ter plekke. Italië was in rouw. Hun kampioen was niet meer. De hoop van de machtigste racenatie lag ineens op de jeugdige schouders van Castellotti en Musso.

Ferrari klopte aan de deur. De grote Enzo wilde praten met Luigi. Of hij niet over wilde stappen. Rijden voor het steigerende paard. Het team dat Ascari kampioen had gemaakt. Musso twijfelde niet, hij tekende. Stapte begin 1956 over. Won ook maar meteen, in Argentinië. Samen met Juan-Manuel Fangio, de wereldkampioen, die halverwege de race Musso’s wagen over had genomen. Een jaar later vertrok de Argentijn naar Maserati, om daar voor een laatste keer de titel te pakken. Musso bleef achter bij Ferrari. Samen met Castellotti, maar ook met de twee boezemvrienden Mike Hawthorn en Peter Collins. De beide Britten sloten een pact: wie van de twee ook won, het prijzengeld zouden ze onderling verdelen. Zo konden zij hun kansen spreidden en zou het hen per saldo meer opleveren.

Maar nu staat Luigi voor Enzo. Ze kijken elkaar aan. Indringend. Allebei weten ze welk nieuw drama zich zojuist heeft voltrokken. Eugenio Castellotti, het jonge talent, is tijdens een testrun op Modena uit de nieuwe Ferrari geslingerd en heeft zijn schedel verbrijzeld. Dood. Ook dood. Enzo kijkt Musso aan en knikt. ‘Het is nu aan jou, jongen,’ lijkt Il Commendatore te willen zeggen en legt een hand op de schouder van zijn rijder. Luigi weet het ook. De druk van heel Italië rust nu enkel en alleen op zijn schouders. Hij geeft zijn volk hoop, maar hoop alleen is niet genoeg, lang niet genoeg, de hoop dient omgezet te worden in resultaat. Zoals Nuvolari deed. Varzi. Farina. Ascari. De druk op Musso’s schouders is immens. Hij móet presteren. Maar om te presteren moet hij risico’s nemen en… hij ziet Castellotti voor zich. Ascari… hij kan ze niet uit zijn hoofd zetten. Hoeveel risico’s kán hij nemen?

Hij worstelt met zichzelf. Met de druk. De verwachtingen. Het gevaar. Als het de grote Ascari kan overkomen, dan toch zeker ook Musso. Hij zoekt een uitweg. Een manier om voor even te ontsnappen aan alles en iedereen. Hij begint steeds meer te gokken. Zet hele kapitalen in. Neemt risico’s. Achter de goktafel durft hij dat wel. Maar dat is niet zijn plek. Zo soeverein als hij is achter het stuur, zo roekeloos is hij als hij gokt. Steeds grotere bedragen jaagt hij er doorheen. Schulden beginnen zich langzaam op te stapelen.


Alle problemen ten spijt, buitenstaanders lijken er niets van te merken. Overal waar hij komt wordt hij opgejaagd, vragen mensen om handtekeningen, dingen vrouwen naar zijn hand en poseert hij met echtgenotes van rivaliserende teams. Terwijl de schuldeisers zich steeds vaker beginnen te roeren, en Musso ook nog zijn ex-vrouw en zijn beide kinderen moet onderhouden, ziet de Romein lijdzaam toe hoe zijn teamgenoten Collins en Hawthorn meer samenwerken dan dat ze elkaar bevechten. Ieder circuit verlaten ze met meer geld dan hij, en dat terwijl hij zoveel lires nodig heeft. Op een dag, na een race, besluit hij aan Collins te vragen of hij niet mee kan delen in het prijzengeld. Collins vraagt het aan Hawthorn, maar die weigert: hij heeft het geld nodig om een vrouw in Frankrijk te ondersteunen die hij na een wilde avond bezwangerd heeft.

Een reeks tweede plaatsen in 1958 helpen Musso niet veel verder, al doet een overwinning met Olivier Gendebien tijdens de Targa Florio op de twee Britten hem goed. Dan komt Frankrijk. Op het hogesnelheidscircuit van Reims, met diens lange rechte stukken, is zoals altijd het hoogste prijzengeld te verdelen. Luigi zegt tegen zijn geliefde Fiamma dat hij móet winnen. Andere opties zijn er niet meer. Ze zegt hem voorzichtig te zijn. Niet teveel risico’s te nemen. Hij knikt afwezig. Hawthorn, die verdomde Hawthorn, pakt pole-position, start als een duivel en trekt al snel een gat. Een volgende tweede plek ligt op de loer voor Musso.

Dit keer niet, neemt hij zich voor, dit keer niet. Tweede is niet meer genoeg. Hij gaat er eens voor zitten en geeft gas in zijn jacht op Hawthorn. In ronde tien raast hij over het lange rechte stuk in de richting van de hairpin, als hij besluit een flauwe bocht volgas te nemen. De Ferrari begint te glijden naar de buitenkant en Musso’s achterwiel komt in de berm terecht, raakt een bult in het gras en de wagen wordt gelanceerd. De Ferrari slaat met tempo 200 woest over de kop en slingert diens bestuurder uit de wagen. Luigi Musso slaat met zijn schedel te pletter op het asfalt.

Lees morgen het tweede en laatste deel op RaceXpress.

 

MEER NIEUWS...

Babe-box

Xtra

COLUMNS